Tyrosinekinaseremmers (TK-remmers) worden al een poosje als standaardbehandeling ingezet bij mensen met stadium IV niet-kleincellige longkanker (NSCLC) met EGFR-mutatie. TK-remmers blijken voor een langere overleving te zorgen dan chemotherapie, met een gunstiger bijwerkingenprofiel. Sinds 2020 wordt als standaardbehandeling de betrekkelijk nieuwe TK-remmer osimertinib ingezet, na gunstige resultaten uit de FLAURA-studie¹, waarbij osmertinib beter presteerde dan eerdere TK-remmers gefitinib en erlotinib.
Osmertinib is echter veel duurder dan de oudere middelen, en het blijkt bovendien uit nieuw onderzoek dat de behandelvoordelen door osmertinib lang niet voor alle NSCLC-patiënten evident zijn. Een team onderzoekers van Medisch Centrum Leeuwarden, geleid door longarts Rolof Gijtenbeek, maakte hier melding van in The Lancet Regional Health Europe².
In de studie werden gegevens geanalyseerd van ruim 1100 NSCLC-patiënten die tussen 2015 en 2021 in MCL behandeld werden. Er werd alleen gekeken naar de standaard EGFR-mutaties, Del19 en L858R. De mediane algemene overleving (‘overall survival’, OS) voor patiënten met een Del19 mutatie bleek duidelijk beter (28,4 maanden) dan bij een L858R mutatie (17,7 maanden). Het gebruik van osimertinib nam sterk toe met de tijd; van 3% in 2018 tot 18% in 2019 en 94% in 2020.
Maar bij vergelijking van de mediane overleving tussen de verschillende TK-remmers bleek, dat de resultaten van osimertinib (22,8 maanden) niet significant beter waren dan die van gefitinib (19,7 maanden), erlotinib (23,2 maanden) en afatinib (23,3 maanden). Alleen bij patiënten met een Del19 mutatie en uitzaaiingen in de hersenen bleek osimertinib beter dan het goedkopere erlotinib.
De onderzoekers uit Leeuwarden noemen het opvallend dat de resultaten van osimertinib in Nederland slechter waren dan in de FLAURA-trial, waar een overleving van 38,6 maanden gerapporteerd werd¹. Als verklaring hiervoor denken de onderzoekers dat in de FLAURA-studie mogelijk minder patiënten met hoge leeftijd of slechte conditie opgenomen waren. Ook kon er geen verschil in overleving tussen de medicijnen worden aangetoond. Een mogelijke verklaring is dat men bij de goedkopere middelen bij progressie vaak nog kan overstappen op osimertinib. Maar als de tumor groeit of uitzaait terwijl er al osimertinib gebruikt wordt, zijn de behandelopties beperkt.
De onderzoekers bevelen aan om het onderzoek te herhalen bij langere follow-up. Daarnaast geven zij aan dat onderzoek naar het behandelbeleid voor patiënten met een L858R mutatie en uitzaaiingen in de hersenen wenselijk lijkt.
Mede-onderzoeker longarts dr Wouter van Geffen vat samen: “De door de farmaceutische industrie gesponsorde onderzoeken laten vaak goede effecten zien van dure anti-kanker medicijnen. Dit onafhankelijke onderzoek laat zien dat het belangrijk is om goed te kijken welk kankermiddel het meest geschikt is voor welke longkankerpatiënt. We hebben nu laten zien dat het duurste middel niet altijd beter is en dat is belangrijke kennis om de zorg betaalbaar en voor iedereen toegankelijk te houden.”
Referenties