Alvleesklierkanker

Ziektebeeld

Wat is alvleesklierkanker?

Alvleesklierkanker, ook bekend als pancreascarcinoom, is een ongecontroleerde woekering van kwaadaardige tumorcellen in de alvleesklier, een orgaan binnen het spijsverteringsstelsel.

Omdat er in de alvleesklier verschillende soorten cellen voorkomen, wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee soorten alvleesklierkanker:

  • Exocriene kanker: ongeveer 95 procent van de gevallen. Ontstaat in de cellen die enzymen aanmaken die bestemd zijn voor de vertering van voedsel.
  • Endocriene kanker: 1 tot 5 procent van de gevallen. Ontstaat in de hormoonproducerende cellen die onder andere betrokken zijn bij het reguleren van de bloedsuikerspiegel.

Adenocarcinoom is de meest voorkomende vorm van alvleesklierkanker en ontstaat in de afvoerbuisjes, ook wel exocriene klieren genoemd.

Minder bekende varianten van alvleesklierkanker zijn:

  • Hamoudi tumor: meestal een goedaardig gezwel met een goede prognose. Ook bekend als pseudopapillaire tumor of Gruber-Frantz tumor. Ongeveer 1 tot 3 procent van de patiënten met alvleesklierkanker heeft dit type tumor.
  • Neuro-endocriene tumor: apart type tumor dat overal in het lichaam kan voorkomen, maar met name in het verteringsstelsel en de longen. De klachten en symptomen zijn heel verschillend.

Ieder jaar worden in Nederland ongeveer 2400 nieuwe gevallen van alvleesklierkanker vastgesteld. Hoewel er veel onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak en behandeling, blijft alvleesklierkanker één van de minst overleefbare kankersoorten. De uitdaging bij dit type kanker blijft dat de ziekte vaak relatief laat wordt vastgesteld. De tumor bevindt zich dan mogelijk al in een gevorderd stadium van ontwikkeling waarbij er sprake kan zijn van uitzaaiingen.

Symptomen

De meeste patiënten met alvleesklierkanker hebben in het begin geen last van symptomen. De ziekte presenteert zich pas in latere stadia, waardoor de behandeling pas laat gestart kan worden en de overlevingskans relatief laag is.

Patiënten krijgen het eerst last van:

  • Pijn in de rug of buik: in het begin van de ziekte kan de hevigheid van de pijn fluctueren, maar hij neemt wel toe wanneer iemand gaat liggen, of direct na het eten.
  • Gewichtsverlies dat niet te verklaren is
  • Geel worden van de huid en oogwit – ook kan de urine donkerder zijn dan normaal en de ontlasting kan bleek worden. Dit gaat meestal gepaard met jeuk over het hele lichaam.

Andere symptomen zijn:

  • Misselijkheid en overgeven
  • Veranderingen in de stoelgang, zoals diarree of verstopping
  • Koorts en rillingen
  • Pijn tijdens het eten en een verminderde eetlust
  • Opgeblazen gevoel
  • Bloedproppen
  • Vermoeidheid en lusteloosheid

Moeite met verteren van voedsel; dit uit zich als misselijkheid, braken en diarree.

Oorzaak

Ondanks dat er al veel onderzoek verricht is naar de ziekte, zijn wetenschappers er nog niet achter wat precies alvleesklierkanker veroorzaakt. Er zijn wel een aantal risicofactoren bekend:

  • Chronische alvleesklierontsteking (pancreatitis)
  • Onderzoek heeft uitgewezen dat roken, overmatig alcoholgebruik en diabetes type 2 de kans op de ziekte vergroten.
  • De aanwezigheid van cystes in de alvleesklier.
  • Erfelijke factoren: bij ongeveer 5 procent van de gevallen van alvleesklierkanker is er sprake van een erfelijke aanleg.
  • Patiënten met een melanoom of de ziekte van Von Hippel Lindau hebben een verhoogde kans van 15 tot 20 procent om alvleesklierkanker te krijgen.

 

Diagnose

Mocht de huisarts vermoeden dat een patiënt alvleesklierkanker heeft, dan volgt een verwijzing naar een specialist. De specialist herhaalt het lichamelijk onderzoek, maar doet ook aanvullende onderzoeken, zoals een bloedonderzoek, echografie of CT-scan, om er zeker van te zijn of er sprake is van de aandoening.

Als de diagnose is gesteld, volgen er onderzoeken om het stadium van de kanker te bepalen en wordt er een behandelplan opgesteld. Dit kan worden gedaan met behulp van een MRI-scan/MRCP, endo-echografie en eventueel een kijkoperatie (laparoscopie) en/of een ERCP-onderzoek.  Tijdens deze onderzoeken worden het type, de locatie en de stadia van de tumor bepaald.

Een ERCP (Endoscopisch Retrograde Cholangio- en Pancreaticografie) is een kijkonderzoek van de galwegen en de afvoergang van de alvleesklier. Dit wordt gedaan door middel van een endoscoop, een flexibele slang met camera. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd als andere beeldvormende technieken geen duidelijk beeld scheppen. Tegenwoordig voeren artsen dit onderzoek meestal alleen uit als zij verwachten dat er tijdens dit onderzoek een ingreep moet plaatsvinden.

Het bepalen van de stadia van de kanker is belangrijk voor het schatten van de prognose en de behandeling. Er zijn 5 stadia van alvleesklierkanker:

  • Stadium 0: de kankercellen bevinden zich alleen in de alvleesklier.
  • Stadium 1: de tumor beperkt zich tot de alvleesklier. In dit stadium wordt een onderscheid gemaakt op basis van de grootte van de tumor.
    • 1A: de tumor meet maximaal 2 centimeter in doorsnede.
    • 1B: de tumor is groter dan 2 centimeter in doorsnede.
  • Stadium 2: de tumor bevindt zich ook buiten de alvleesklier, maar nog niet in de omliggende bloedvaten en/of lymfeklieren.
  • Stadium 3: de tumor bevindt zich ook buiten de alvleesklier en de bloedvaten zijn ook aangedaan, soms in combinatie met uitzaaiingen in de lymfeklieren.
  • Stadium 4: de tumor is uitgezaaid naar andere organen en weefsels in het lichaam. Meestal bevinden deze uitzaaiingen zich in de lever, lymfeklieren, buikholte, longen en/of botten.

Ook is de differentiatiegraad van de tumor van belang door de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel wat na diverse technieken onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.

Behandeling

Omdat alvleesklierkanker meestal pas in een laat stadium wordt ontdekt, krijgt uiteindelijk ongeveer 25 procent van de patiënten een behandeling die gericht is op genezing. Bij het merendeel van de gevallen wordt daarom gesproken over een palliatieve behandeling: een aanpak die gericht is op het verminderen van de klachten.

In Nederland komen patiënten met uitzaaiingen buiten het mogelijke operatiegebied niet meer in aanmerking voor een operatie. Dit geldt ook voor patiënten waarbij naar aanleiding van beeldmateriaal is vastgesteld dat er geen verwijdering van de tumor meer mogelijk is.

Mocht uit het onderzoek blijken dat de tumor operatief te verwijderen is, dan wordt de patiënt geopereerd en meestal verder behandeld met chemotherapie en/of bestraling. Dit om de kans op terugkeer en/of uitzaaiingen te verkleinen. De laatste twee behandelmethoden worden ook gebruikt als onderdeel van een palliatieve behandeling.

 

Aanvullende info

Brochure KWF

Ziektebeeld

Symptomen

Oorzaak

Diagnose

Behandeling

Aanvullende info

Patiëntenvereniging

Links