Genetische aanleg kan een oorzaak voor een hoger risico op borstkanker zijn, maar voor veel genen is een verband met mogelijke borstkanker onvoldoende in kaart gebracht. Een onderzoek door het Breast Cancer Association Consortium wil daar verandering in brengen. Deze maand verscheen de studie in het New England Journal of Medicine.
De onderzoekers hebben 34 mogelijke risicogenen nader onderzocht. Daarvoor zijn weefselmonsters van ruim 113.000 vrouwen onderzocht, 60.466 vrouwen met borstkanker en 53.461 onder kanker. Met behulp van afzonderlijke analyses voor eiwit-truncerende varianten (‘proteine-truncating variants’, PTVs) en zeldzame missense varianten zijn de odds ratio’s (ORs) geschat voor borstkanker in het algemeen en voor diverse subtypes. Daarnaast zijn associaties op basis van missense-varianten ingeschaald naar gelang van domein en classificatie van pathogeniciteit.
PTVs op 5 genen (ATM, BRCA1, BRCA2, CHEK2 en PALB2) werden geassocieerd met een algeheel borstkankerrisico met een p-waarde van minder dan 0,0001. PTVs in 4 andere genen (BARD1, RAD51C, RAD51D en TP53) gaan samen met een algeheel borstkankerrisico met een p-waarde van minder dan 0,05 en een Bayesiaanse vals-positieve kan van minder dan 0,05.
Bij PTVs in 19 van de overige 25 bestudeerde genen lag de bovengrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval van de OR voor alle vormen van borstkanker onder de 2,0. Voor PTVs in het ATM– en CHEK2-gen was de OR hoger voor oestrogeenreceptor-positieve ziekte dan voor oestrogeenreceptor-negatieve ziekte. Bij PTVs in het BARD1, BRCA1, BRCA2, PALB2, RAD51C of RAD51D-gen was dat juist andersom.
Zeldzame missense varianten in het ATM, CHEK2 en TP53-gen brachten een algeheel borstkankerrisico met zich mee met een p-waarde van minder dan 0,001. Bij BRCA1, BRCA2 en TP53 die conform standaardcriteria als pathogeen geclassificeerd konden worden was een associatie aanwezig met een algeheel borstkankerrisico, dat vergelijkbaar was met dat van PTVs.
Dankzij de studie van het Breast Cancer Association Consortium is nu meer duidelijk over de genen die klinisch gezien het meest zinvol zijn om het borstkankerrisico te kunnen voorspellen. Daarnaast is er nu meer bekend over het kankerrisico geassocieerd met eiwit-truncerende genetische varianten.
Referentie