MDS of AML als bijwerking bij behandeling met PARP-remmers

januari 2021 Oncotrials Eline Feenstra
Genetic Syndrome and Genetic Disorder, 3D illustration of science concept. Colorful DNA molecule.

Poly (ADP-ribose) polymerase (PARP)-remmers hebben hun werkzaamheid en aanvaardbare veiligheid aangetoond bij een reeks kankersoorten, met name ovariumkankers. Er is echter enige bezorgdheid ontstaan ​​over zeldzame en vertraagde bijwerkingen, waaronder gevallen van myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie (AML).

Op het moment is slechts een beperkte hoeveelheid data beschikbaar over dit vraagstuk. Met een meta-analyse, gepubliceerd in The Lancet Haematology, is getracht het risico in te schatten om MDS en AML te ontwikkelen als resultaat van het gebruik van PARP-remmers. Tevens zijn de klinische kenmerken beschreven van aan PARP-remmers gerelateerde gevallen van MDS en AML die in de WHO-database VigiBase stonden gerapporteerd.

In de meta-analyse zijn op systematische wijze gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) beoordeeld waarin PARP-remmertherapie werd vergeleken met controlebehandelingen. De primaire uitkomst was het samenvattende risico op MDS en AML gerelateerd aan PARP-remming versus placebobehandeling in RCT’s. In een afzonderlijke observationele studie van VigiBase werden de gevallen van MDS en AML gerelateerd aan PARP-remmertherapie geëxtraheerd en werden de klinische kenmerken samengevat met een focus op de mediane duur van blootstelling aan PARP-remmers, mediane latentieperiode tussen de eerste blootstelling aan het geneesmiddel en de diagnose, en het percentage gevallen dat de dood tot gevolg heeft.

Risico-inschatting en klinische kenmerken

Een totaal van 31 RCT’s werd beoordeeld op geschiktheid, waarvan 28 RCT’s uiteindelijk werden geanalyseerd (18 placebo, 10 niet-placebo RCT’s), met 5.693 patiënten in PARP-remmergroepen en 3.406 patiënten in controlegroepen. Op basis van de 18 placebo RCT’s (n=7.307 patiënten) verhoogden PARP-remmers het risico op MDS en AML significant in vergelijking met placebobehandeling (OR: 2,63; 95%-BI: 1,13–6,14; p=0,026) zonder heterogeniteit tussen de studies. De incidentie van MDS en AML in PARP-remmergroepen was 0,73% (95%-BI: 0,50–1,07) en in de placebogroepen 0,47% (95%-BI: 0,26-0,85).

In VigiBase werden 178 gevallen van myelodysplastisch syndroom (n=99) en acute myeloïde leukemie (n=79) geëxtraheerd die verband hielden met therapie met PARP-remmers. De mediane behandelingsduur bedroeg 9,8 maanden (IQR: 3,6-17,4; n=96) en de mediane latentieperiode sinds de eerste blootstelling aan een PARP-remmer bedroeg 17,8 maanden (IQR: 8,4-29,2; n=58). Van de 104 gevallen die uitkomsten meldden, resulteerden 47 (45%) in de dood.

Concluderend kan gesteld worden dat PARP-remmers het risico op MDS en AML verhoogden vergeleken met placebobehandeling. Deze vertraagde en vaak dodelijke bijwerkingen moeten verder worden onderzocht om het klinische begrip te verbeteren, met name in de eerstelijns onderhoudsomgeving.

Referentie

Morice PM, Leary A, Dolladille C et al. Myelodysplastic syndrome and acute myeloid leukaemia in patients treated with PARP inhibitors: a safety meta-analysis of randomised controlled trials and a retrospective study of the WHO pharmacovigilance database. Lancet Haematol. 2020 Dec 18;S2352-3026(20)30360-4.