Het toevoegen van immuuntherapie aan de behandeling met enzalutamide biedt geen voordeel bij uitgezaaide prostaatkanker (mCRPC). Dat is de uitkomst van de IMbassador250-studie, die werd gepresenteerd op de online AACR meeting die plaatsvond op 27 en 28 april. Bij patiënten die met de immuuncheckpointremmer atezolizumab behandeld werden bovenop de behandeling met de androgeenreceptorremmer enzalutamide werd geen effect op de algehele overleving, de progressievrije overleving of de PSA-progressie vastgesteld.
De behandeling van hormoongevoelig mCRPC kan bestaan uit het blokkeren van de androgeenreceptor om de werking van testosteron tegen te gaan. Enzalutamide blokkeert de androgeenreceptor en is daarnaast mogelijk in staat om de werking van interferon-gamma te verhogen en tumorcellen zo kwetsbaarder te maken voor aanvallen door het immuunsysteem. Combinaties met PD-L1/PD-1-remmers liggen dus voor de hand.
Bij patiënten met mCRPC die met PD-L1/PD-1-remmers behandeld werden, zijn immuunreacties waargenomen los van het gebruik van enzalutamide. Om die reden is onderzocht of atezolizumab, een anti-PD-L1 monoklonaal antilichaam dat de interactie tussen PD-L1 en de receptoren afremt, in combinatie met enzalutamide zinvol is bij mCRPC-patiënten.
De IMbassador250-studie is een gerandomiseerde fase III-studie die de effectiviteit en veiligheid van de combinatie atezolizumab met enzalutamide vergeleek met die van enzalutamide alleen. De geïncludeerde patiënten waren mannen met mCRPC of gevorderde ongeneeslijke CRPC die eerder met abirateron en docetaxel behandeld waren, of die niet in aanmerking kwamen voor behandeling met taxaan bevattende chemotherapie. De geselecteerde 759 patiënten hadden niet eerder immuuntherapie of androgeendeprivatietherapie toegediend gekregen. De patiënten werden in twee groepen verdeeld; een groep van 379 mannen kreeg elke drie weken 1.200 mg atezolizumab naast dagelijks 160 mg enzalutamide, de andere groep van 380 mannen kreeg alleen de dagelijkse dosis enzalutamide.
Er bleek vrijwel geen verschil te zijn tussen beide groepen wat betreft het primaire eindpunt van algehele overleving (gestratificeerd HR, 1,12 [95% BI: 0,91, 1,37]; p0,28). De mediane overleving was 15,2 maanden in de combinatiegroep en 16,6 maanden in de groep die alleen enzalutamide kreeg. De studie werd daarom voortijdig beëindigd. Analyses wat betreft secundaire eindpunten, zoals PSA-respons en progressievrije overleving volgen binnenkort.
Vrijwel alle patiënten ondervonden bijwerkingen, waarbij de combinatietherapie meer bijwerkingen veroorzaakte dan enzalutamide alleen (96,5% tegenover 91,8%). Behandelingsgerelateerde bijwerkingen werden vastgesteld bij 77,8% van de eerste groep en 51,1% van de tweede groep. En ook de ernst van de bijwerkingen was groter bij de groep die immuuntherapie bovenop enzalutamide kreeg. Bijwerkingen van graad 3 of 4 werden bij 23,8% van de patiënten uit de combinatiegroep vastgesteld, tegen 9,6% van de patiënten die alleen enzalutamide kregen. Bij de ernstigste bijwerkingen (graad 5) waren de percentages 1,9% tegen 0,3%.
Concluderend stelden de onderzoekers dat de combinatie van atezolizumab met enzalutamide geen verbetering van de overleving gaf in vergelijking met enzalutamide alleen. Om die reden werd de studie voortijdig beëindigd.
Bron
1. https://www.abstractsonline.com/pp8/#!/9045/presentation/10596