Kankerpatiënten die behandeld worden met radioactieve geneesmiddelen, en die overlijden, leveren mogelijk gezondheidsrisico’s op bij crematie. Dat is de uitkomst van een onderzoek dat recent plaatsvond in de Mayokliniek in Phoenix (Verenigde Staten).
Toen artsen van de kliniek vernamen dat een patiënt aan kanker was bezweken en vrij kort daarna al gecremeerd werd vroegen zij zich af of bij de crematie mogelijk radioactieve reststoffen zouden vrijkomen. Radioactieve isotopen komen vrij bij verbranding op hoge temperaturen en kunnen door inademing gezondheidsschade aanrichten bij bijvoorbeeld medewerkers van het crematorium. Radioactieve stoffen die via de ademhaling het menselijk lichaam binnenkomen kunnen snel allerlei organen en weefsels aantasten.
De patiënt in kwestie was een 69-jarige man die was behandeld met Lutetium 177 in de Mayokliniek, maar een dag later plotseling overleed. Vervolgens werd de man vrijwel meteen door de familie gecremeerd. Bij onderzoek van het crematorium werd vervolgens verhoogde straling gemeten in de oven, het vacuümfilter en de botvergruizer, en het bleek dat Lutetium 177 de bron van de besmetting was. Dat was reden voor onderzoekers van de Mayokliniek om de urine van de crematoriummedewerker nader te onderzoeken. Verrassend genoeg werd daarin geen Lutetium 177 gemeten, maar wel restanten van een andere isotoop (Technetium 99) die vooral wordt gebruikt bij scantechnieken.
Volgens de onderzoekers is het blootstellingsrisico bij een crematie relatief klein, maar bestaat er wel het gevaar van een cumulatief effect. Een medewerker die regelmatig in contact komt met radioactieve stoffen loopt een verhoogd risico.
In Nederland vond er in juli 2018 een incident plaats in een crematorium in Purmerend, waar een overledene was gecremeerd die kort voor het overlijden een behandeling met jodium-125 had ondergaan. Bij het verwerken van de as en het schoonmaken van de oven zijn enkele medewerkers blootgesteld aan de straling. Volgens de uitbater van het crematorium bleef de hoeveelheid straling onder het risiconiveau, en hoefde niemand medisch behandeld te worden. Later dat jaar gebeurde er een tweede, soortgelijk incident.
Volgens de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) was de stralingsdosis waaraan medewerkers van het crematorium blootgesteld waren ongeveer gelijk aan die van vier röntgenfoto’s. Wel heeft de ANVS een onderzoek naar de toedracht van de incidenten gelast. Alle Nederlandse crematoria moeten onderzoeken of er onlangs overleden personen zijn gecremeerd die maximaal een jaar voor het overlijden met jodium-125 zijn behandeld. Als dit zo is, dienen de crematoria dit aan de ANVS te melden.
De huidige richtlijnen van de uitvaartbranche aangaande crematie van een met radioactieve stoffen behandelde overledene dateren uit 2006. Mogelijk zijn die aan revisie toe, omdat ook de radioactieve stoffen die nu gebruikt worden niet altijd meer dezelfde zijn als in 2006.
Bronnen
1. Lees hier het oorspronkelijke Amerikaanse artikel
2. Lees hier het persbericht van de samenwerkende Nederlandse uitvaartbranche over het incident in Purmerend.